Door :
31 december 2021
Op 27 oktober 2021 heeft rechtbank Den Haag[1] na tussenvonnis[2] uitspraak gedaan in een zaak tussen de Rabobank en de Nationale Nederlanden, de beroepsverzekeraar van de accountant. In deze uitspraak is geoordeeld dat de accountant ten onrechte een goedkeurende verklaring heeft afgeven bij in ieder geval de jaarrekeningen over 2010 en 2009, waardoor de Rabobank schade heeft geleden die Nationale Nederlanden dient te vergoeden. Of ook ten onrechte een goedkeurende verklaring is afgegeven over 2008, laat de rechtbank in het midden aangezien het jaarlimiet voor vergoeding van de schade is bereikt.
Wat is hier aan de hand?
De Rabobank heeft in de periode 2008-2011 diverse financieringen verstrekt aan de Eurocommerce-groep (hierna: ‘Eurocommerce’). Alle vennootschappen van Eurocommerce zijn medio 2012/2013 gefailleerd. De Rabobank blijft achter met een aanzienlijke vordering op Eurocommerce en stelt de accountant hiervoor in 2013 aansprakelijk wegens onrechtmatig handelen.
Welk verwijt wordt de accountant gemaakt?
De Rabobank stelt dat zij bij het nemen van verschillende financieringsbeslissingen is afgegaan op het beeld van de financiële situatie van Eurocommerce, zoals dat bleek uit de jaarrekeningen. Achteraf blijkt dat de accountant het beeld in de jaarrekeningen veel te rooskleurig heeft geschetst. Rabobank stelt zich op het standpunt dat de accountant hierdoor onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat zij hierdoor schade heeft geleden. Let op, het gaat hier dus niet om een contractuele aansprakelijkheid, maar om een buiten-contractuele aansprakelijkheid. De Rabobank heeft tenslotte geen opdrachtrelatie met de accountant.
Accountantskamer
Al in 2015 heeft de Accountantskamer[3] – kortgezegd – geoordeeld dat de accountant ten aanzien van de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 in zeer ernstige mate in zijn controlewerkzaamheden tekort is geschoten. Het oordeel van Accountantskamer speelt in deze uitspraak, naast andere stellingen van de Rabobank, een belangrijke rol. Een dergelijke veroordeling brengt overigens niet automatisch mee dat de accountant ook civielrechtelijke aansprakelijk is,[4] maar de civiele rechter kan wel betekenis toekennen aan het oordeel van de Accountantskamer dat is gehandeld in strijd met de geldende normen en regels.[5]
Beroepsfout?
De rechtbank overweegt dat door de accountant bij het controleren van de jaarrekeningen over 2010, 2009 en 2008 beroepsfouten heeft gemaakt en dat daardoor sprake is van onrechtmatig handelen door de accountant. Voor het slagen van de vordering dient de Rabobank verder aan te tonen dat sprake is van een causaal verband tussen de beroepsfouten van de accountant, de door de Rabobank geleden schade en de hoogte van deze schade. Sprake moet zijn van een redelijke mate van waarschijnlijkheid.
Vragenronde bij de rechtbank voor vaststelling causaliteit
Om het causaal verband te kunnen vaststellen, heeft de rechtbank per jaarrekening de volgende drie vragen voorgelegd aan de Rabobank en Nationale Nederlanden.
Antwoorden Rabobank
De Rabobank voert met betrekking tot de jaarrekening over 2010 in het kort aan dat, als de beroepsfout niet zou zijn gemaakt, zij dan de rekening-courantkredietfaciliteit zouden hebben opgezegd en opgeëist en zij aanspraak zou hebben gemaakt op de positieve tegoeden die op de overige rekeningen werden aangehouden. Daarmee zou het verlies niet verder zijn opgelopen. Wat betreft de jaarrekening over 2009 stelt de Rabobank dat de jaarrekening zonder de beroepsfout een aanzienlijk verlies zou hebben weergegeven en zij mede daardoor is afgegaan op onjuiste ratio’s in de jaarrekening, welke niet zouden hebben voldaan aan de ratio’s die de Rabobank hanteerde.
De rechtbank komt naar aanleiding van de antwoorden op deze vragen tot de conclusie dat wat betreft de jaarrekening over 2010 en 2009 sprake is van een beroepsfout die heeft geleid tot schade en dat het aannemelijk is dat de hoogte van de schade (in totaal) het maximale verzekerde bedrag overstijgen dus dat in het midden kan blijven wat de daadwerkelijke schade is. Omdat hiermee het jaarlimiet voor vergoeding van de schade van € 9.076.000,- is bereikt, behoeft de jaarrekening over 2018 geen bespreking meer.
En nu?
De zaak is nog niet helemaal ten einde. Nationale Nederlanden stelt dat de kosten van het verweer, zowel bij de rechtbank als bij de Accountantskamer, zo’n € 500.000,- in mindering mogen worden gebracht op het uit te keren bedrag. Nationale Nederlanden, en daarna de Rabobank, mag zich nog uitlaten over de hoogte van dit bedrag. Bovendien is nog onbekend of hoger beroep is ingesteld tegen deze uitspraak.
Zorgplicht accountant jegens derden bij wettelijke- én niet-wettelijke taakvervulling?
In deze uitspraak is nogmaals bevestigd dat op de accountant, bij het nemen van de beslissing om al dan niet de jaarrekening goed te keuren, een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm rust die hij ook jegens de derden in acht heeft te nemen. Het controleren of jaarrekeningen een waarheidsgetrouw beeld geven van de financiële situatie dienen óók ter bescherming van derden die op de juistheid van die jaarrekeningen vertrouwen. Dit is eerder door de Hoge Raad uitgemaakt in het Vie d’Or-arrest.[6] De achtergrond hiervan is dat de accountant ook een wezenlijk publiek belang dient, dat niet is beperkt tot die van de rechtspersoon om wiens verslag en jaarrekening het gaat.[7] In dit geval ging het overigens om een wettelijke taakvervulling van de accountant.
Bij een niet-wettelijke taakvervulling wordt in beginsel geen wezenlijk publiek belang gediend. Belangen van derden kunnen wel een rol spelen, maar dit is een andere weging dan bij de wettelijke taakvervulling. Niettemin heeft de Hoge Raad[8] een in recent arrest overwogen dat, gelet op de functie van de accountant in het maatschappelijk verkeer, de accountant er hier ook rekening mee moet houden dat derden belang hechten aan bijvoorbeeld een rapportage van een accountant en hun gedrag mede door de inhoud van die rapportage laten bepalen. Het nalaten om maatregelen te treffen om te voorkomen dat juist die ene derde aan die rapportage ten onrechte of onjuiste betekenis toekent, kan dan onrechtmatig kan zijn.
Bij een niet-wettelijke taakvervulling is het voor de accountant dus van belang dat hij zich vergewist van het doel van zijn opdracht. Als de accountant bij zijn niet-wettelijke taakvervulling weet heeft dat de door hem opgestelde cijfers ter beschikking worden gesteld aan een derde, bijvoorbeeld een koper die aandelen wenst aan te kopen en zijn gedrag laat bepalen door die cijfers, dan dient de accountant hier rekening mee te houden of zelfs maatregelen te treffen.
Hoe heet wordt de soep gegeten?
Het is voor de accountant van belang om zich bewust te zijn van zijn zorgplicht jegens zijn opdrachtgever en derden, zowel bij de uitvoering van zijn wettelijke- als niet-wettelijke taken. Zeker wanneer de derde een gegronde tuchtklacht tegen de accountant op zak heeft, wordt het onrechtmatig handelen wegens de gemaakte beroepsfout, al snel door de rechter aangenomen. De derde staat hiermee 1-0 voor.
Toch betekent dit niet automatisch dat een accountant ook aansprakelijk is voor de geleden schade. Hiervoor zal de derde nog moeten bewijzen dat hij ook daadwerkelijk is afgegaan op de door de accountant opgestelde stukken waaruit de beroepsfout blijkt, dat hij zonder de beroepsfout anders zou hebben gehandeld en dat hij daardoor schade heeft geleden. Vervolgens is de vraag wat de schade dan is en wat de omvang hiervan is. Die drempel voor het aannemen van het causaal verband tussen de beroepsfout en de schade vormt vaak de bottleneck.
Vragen?
Heeft u vragen over deze uitspraak en de gevolgen voor u als accountant in uw praktijk? Of andere vragen over de aansprakelijkheid van de accountant in het algemeen? Neemt u dan vrijblijvend contact op per e-mail of telefoon met Nickey van Collem
Gerelateerd blog
[1] ECLI:NL:RBDHA:2021:11799
[2] ECLI:NL:RBDHA:2020:1419
[3] Accountantskamer 30 november 2015, ECLI:NL:TACAKN:2015:147 (klacht curatoren Eurocommerce), ECLI:NL:TACAKN:2015:149 (klacht OM), ECLI:NL:TACAKN:2015:146 (klacht banken).
[4] Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690.
[5] Hoge Raad 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1532.
[6] HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2080 (Vie d’Or).
[7] HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2080 (Vie d’Or).
[8] HR 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:149.