Bestuurdersaansprakelijkheid: ook indirect bestuurder niet veilig!

Door :

9 maart 2016

De uitspraak ‘Één B.V. is geen B.V.’ is veel gehoord in vennootschapsland. Een goede vennootschapsstructuur heeft ook zeer zeker voordelen en het is dan ook belangrijk hier goed over na te denken en u hierover uit verschillende hoeken goed te laten adviseren. Wij adviseren niet alleen de notaris – die graag een extra oprichtingsakte maakt – of de accountant – die graag een extra jaarrekening opstelt – te consulteren, maar juist uw advocaat te raadplegen. Want die kijkt verder en zal u onder andere aangeven, dat u hiermee niet de (bestuurders)aansprakelijkheid kunt uitsluiten!

Aanleiding voor deze blog is een uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 16 september 2015 over de aansprakelijkheid van een bestuurder ten opzichte van derden.

Bestuurdersaansprakelijkheid

Ik zal kort ingaan op de aansprakelijkheid van de bestuurder van een besloten vennootschap, omdat deze rechtsvorm het meeste voor komt, maar het hieronder gestelde geldt gelijkelijk voor de bestuurder van een naamloze vennootschap en grotendeels voor bestuurders van andere rechtspersonen.

Intern

Een bestuurder kan ten opzichte van de vennootschap aansprakelijk zijn indien hij zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit is de interne aansprakelijkheid ex artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek. De omvang van de aansprakelijkheid is de omvang van de schade die de vennootschap lijdt ten gevolge van de onbehoorlijke taakvervulling.

Faillissement

Een bestuurder kan ten opzichte van een curator – dus na een faillissement van de vennootschap – aansprakelijk zijn voor kennelijk onbehoorlijk bestuur. Deze aansprakelijkheid is geregeld in artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek. De omvang van deze aansprakelijkheid is het tekort in het faillissement en betreft derhalve álle schulden, ook die ná de faillissementsdatum zijn ontstaan.

Derden

Ten slotte kan een bestuurder ook aansprakelijk zijn voor schade die een derde lijdt ten gevolge van het handelen (of nalaten) van de vennootschap. De bestuurder moet dan persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. Deze aansprakelijkheid is geregeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad). De omvang van deze aansprakelijkheid is de schade die de derde lijdt ten gevolge van het persoonlijk ernstig verwijtbaar handelen van de bestuurder van een vennootschap. Dit komt in de praktijk vaak voor in de vorm van selectieve betaling (één schuldeiser wel betalen, maar de rest niet), selectieve niet-betaling (alle schuldeisers voldoen, behalve één) of indien de bestuurder namens de vennootschap verplichtingen aangaat, terwijl hij weet dat de vennootschap deze verplichtingen niet zal kunnen nakomen.

Hoofdelijkheid

De interne aansprakelijkheid en de aansprakelijkheid in faillissement betreffen een hoofdelijke aansprakelijkheid van alle bestuurders. De bestuurders hebben echter wel individuele disculpatiemogelijkheden, bijvoorbeeld dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.

De aansprakelijkheid ten opzichte van derden is een individuele aansprakelijkheid. De aansprakelijk gestelde bestuurder moet een persoonlijk en ernstig verwijt kunnen worden gemaakt, maar als de eiser daarin slaagt, dan is de bestuurder ook zelf – en alleen hij – aansprakelijk, zonder disculpatiemogelijkheden.

Doorstoten

In artikel 2:11 van het Burgerlijk Wetboek staat al jarenlang, dat als de aansprakelijke bestuurder van de vennootschap een rechtspersoon is, de bestuurder van die rechtspersoon aansprakelijk is. Zo kan uiteindelijk altijd uitgekomen worden bij een natuurlijk persoon. Deze regel is geschreven onder meer voor de interne aansprakelijkheid en de aansprakelijkheid in faillissement, zoals gezegd beide hoofdelijke aansprakelijkheden met individuele disculpatie mogelijkheden. Als de aansprakelijkheid van de rechtspersoon bestuurder vast staat, dan kan de natuurlijk persoon bestuurder van die rechtspersoon zich nog altijd (proberen te) disculperen.

Nu heeft de Rechtbank ’s-Gravenhage in haar uitspraak bepaald, dat artikel 2:11 BW óók geldt voor de aansprakelijkheid ten opzichte van derden. Dus als de aansprakelijkheid van de rechtspersoon op grond van onrechtmatige daad vaststaat, dan staat ook de aansprakelijkheid van de bestuurder van die rechtspersoon op grond van onrechtmatige daad vast, terwijl die bestuurder geen disculpatie mogelijkheden heeft.

Gelukkig wordt de soep nooit zo heet gegeten als zij wordt opgediend. De rechtbank heeft eveneens bepaald, dat het voor de hand ligt, dat voor de aansprakelijkheid van deze indirect bestuurder nog wel wordt getoetst of hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

De uitspraak is weliswaar nieuw, maar de consequenties ervan eigenlijk niet. De indirect bestuurder kon al op grond van artikel 6:162 BW rechtstreeks aansprakelijk worden gesteld. De tussenstap van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon bestuurder hoeft daarvoor niet te worden gemaakt. Het is echter wel van belang om te realiseren dat een (indirect) bestuurder op verschillende gronden aansprakelijk kan zijn jegens schuldeisers van een vennootschap.

Advies

Wordt u als (indirect) bestuurder aansprakelijk gesteld of wilt u een (indirect) bestuurder aansprakelijk stellen of hierover advies verkrijgen, aarzel dan niet om contact met mij op te nemen. Ik heb in dergelijke zaken bestuurders en schuldeisers bijgestaan, waaronder een geval waarin een bestuurder aansprakelijk werd gesteld op grond van onrechtmatige daad, omdat hij bij de inhuur van danseressen geweten zou moeten hebben dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Het door mij namens de bestuurder gevoerde verweer, dat er werd ingehuurd op basis van een doorlopende (duur)overeenkomst, zodat het aangaan van de verplichting al jaren eerder was gebeurd, werd gehonoreerd en de bestuurder kon dus weer opgelucht ademhalen.