Door :
8 december 2022
Op 18 november 2022 deed de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag een opzienbarende uitspraak, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBDHA:2022:12325
Deze uitspraak kan en vermoedelijk zal een deel van vastgoed minnend en adviserend gebruiken om hun posities af te dekken en te voorkomen dat ‘vervelende’ crediteuren beslag leggen op hun onroerend goed in gezamenlijk bezit. Want hoe vervelend is het als een crediteur beslag legt op die onroerende zaken die in gezamenlijk bezit zijn van jou en jouw (voormalig) zakenpartner(s). Net als bij een huwelijk kunnen door loop van tijd breuken in de onderlinge relatie ontstaan en kan een van de zakenpartners ontaarden of afdwalen. Om met Alexandre Dumas in ‘les Mohicans de Paris’ te spreken ‘Cherchez la femme’. Voor het gemak noem ik deze voormalig zakenpartner: ‘Jos’.
Stel: de situatie is ontstaan dat een van uw voormalig zakenpartners : Jos, allerhande stoute dingen heeft gedaan en daardoor in financiële problemen is komen te verkeren. Een horde boze crediteuren krijgt nog een paar miljoen euro van Jos en gaat naar hun advocaten.
Die advocaten zeggen tegen de boze crediteuren: “Procederen, maar eerst conservatoir beslag leggen ter verzekering van het verhaal”. En zo geschiedde.
De twintig panden die jij en andere zakenpartners met Jos in bezit hebben staan keurig vermeld in het Kadaster en daaruit blijkt dat ieder van jullie voor ¼ deel gerechtigd is tot de eigendom van de diverse onroerende zaken. Er worden verschillende beslagen op onroerend goed gelegd en de procedures gaan beginnen.
De praktijk leert dat procedures de tendens hebben om -indien wat effectieve vertragingstechnieken worden toegepast- een langere periode te duren.
Al die tijd blijft het beslag liggen en dat is met name vervelend als je een pand wenst te verkopen. Een notaris gaat niet zomaar het pand overdragen. Daarnaast heeft Jos wel fouten gemaakt, maar hij is wel een van jullie. Kortom het wordt tijd om na te gaan denken hoe jullie het probleem Jos gaan aanpakken.
Kortom, het wordt tijd om huisadvocaat eens te gaan raadplegen en die heeft een briljante oplossing gevonden zonder dat jullie het zelf wisten.
Er is namelijk sprake van een (stille) maatschap!
Maar wat is nu die (stille) maatschap en wat is daar zo bijzonder aan, vragen jullie aan de advocaat. Die gaat op zijn praatstoel zitten en gaat voorlezen uit ‘Van Personen-vennootschappen’ van mr A.L. Mohr bewerkt door Victor Meijers.
Een stille maatschap is een maatschap die niet op een voor derden duidelijk kenbare wijze onder een bepaalde naam aan het rechtsverkeer deelneemt, maar wel valt onder afdeling 3 van titel 9 van Boek 7a BW en wel de artikelen 7A:1679-1682 BW. Het is dus een bijzondere gemeenschap, en niemand die het weet.
Gaandeweg, zo schrijft Meijers, is er een onderscheid gekomen tussen het type crediteuren in de zin dat er crediteuren zijn die een vordering hebben op de individuele maat en crediteuren die verhaal hebben op de gemeenschap en bovendien een verhaalsvoorrang hebben op die goederen die tot de maatschap behoren.
Het is wellicht wat technisch, maar wel belangrijk wanneer de maatschap is ontbonden, want dan worden de artikelen 3:189-3:193 BW van belang.
Artikel 3:192 BW stelt:
“Tot de gemeenschap behorende schulden kunnen op de goederen van de gemeenschap worden verhaald” en 3:193 BW stelt: “Een schuldeiser wiens vordering op de goederen van de gemeenschap kan worden verhaald, is bevoegd zich tegen de verdeling te verzetten”.
Anders gezegd; deze tekst impliceert dat sprake is van een afgescheiden vermogen.
En dat afgescheiden vermogen verhindert het leggen van conservatoir of executoriaal beslag op de (onroerende) goederen voor een crediteur die een vordering heeft op de individuele maat maar niet wordt gekwalificeerd als een crediteur van de maatschap.
Maar omdat voor derden onbekend is, dat er een (stille) maatschap is, zal een crediteur dus in de regel geen deelgenotenbeslag gelegd hebben, maar gewoon een beslag onroerend goed.
Dit brengt mij weer terug tot de uitspraak van 18 november 2022 waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat sprake was van een maatschap én van een afgescheiden vermogen én dat er dus een deelgenotenbeslag gelegd had moeten worden én dus dat het gelegde beslag onroerend goed opgeheven diende te worden.
Hoe in een volgend geval de zaak kan aflopen, is in het hiernavolgende pure speculatie en ziet dus niet op genoemd achterliggend geschil waar de uitspraak over gaat. Alles wat ik nu ga schrijven volgt uit mijn gedachten, vermoedelijk ingegeven door een lichte deformatie als faillissementscurator.
De fictieve Jos en zijn mede vastgoedondernemers waren verstandig en hebben een (stille) maatschapsovereenkomst gesloten. Die overeenkomst is keurig geregistreerd bij de Belastingdienst in Rotterdam en daarna zijn voor alle vier de vennoten een notarieel afschrift opgemaakt. Ieder der maten legt die (stille) overeenkomst in zijn kluis en heeft bewijs van het bestaan van een maatschap, mocht de situatie zich voordoen dat beslag wordt gelegd.
In de (stille) maatschapsovereenkomst staat vermeld dat onder meer in geval van conservatoir beslag de maatschap wordt ontbonden. De maten worden gezamenlijk als vereffenaar benoemd en er dient verdeeld te worden.
Het gelegde conservatoire beslag onroerende goed laten de maten gewoon liggen. Ze roepen een keer dat ze het vervelend vinden, maar vervolgens gaan zij verdelen. Zij bellen met hun administrateur en die moet een verdeling maken. De (stille) maatschap heeft geen publicatieplicht, dus voor derden is volstrekt onbekend wat de boekhouding is en hoe die eruit ziet. Onbekend is welke maten managementvergoedingen krijgen en welke maten het beheer hebben gevoerd. Onbekend is welke onttrekkingen of stortingen zijn gedaan in de jaren dat de maatschap bestond en er gehandeld is in onroerende goed. De administratie wordt transparant gemaakt.
En nu wat blijkt, de panden worden allemaal toegedeeld aan de drie zakenpartners van Jos en Jos, die toch al een kleiner maatschapskapitaal had omdat hij geen management voerde, niet verbouwingen had gefinancierd, meer rendement had opgenomen etc., krijgt een bedrag in contanten.
Deze afspraken worden in een vaststellingsovereenkomst vastgelegd en Jos krijgt zijn deel uitgekeerd. Jos had nog een vennootschap naar het recht van Hong Kong en maakt het geld over naar zijn bankrekening in Hong Kong. Kortom de gelden zijn onbereikbaar voor zijn schuldeisers.
Er wordt vervolgens een kort geding gestart waarin wordt geëist dat de beslagen worden opgeheven. Overgelegd wordt de maatschapsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst en extracten van de boekhouding, waaruit blijkt dat Jos zijn deel is uitgekeerd en de andere panden zijn toescheiden aan de andere drie vastgoedondernemers.
Het gelegde beslag onroerend goed onder de in het Kadaster vermelde ¼ deel eigendom van Jos kleeft niet en wordt opgeheven. Een deelgenotenbeslag heeft dan geen zin meer omdat de gemeenschap is verdeeld. Verzet tegen de verdeling zoals wet in artikel 3:193 BW stelt, is te laat, want er is al verdeeld.
Wat resteert je dan als gedupeerde crediteur? Misbruik van recht van artikel 3:13 BW of onrechtmatig handelen van de andere drie vastgoedondernemers of in appèl tegen het vonnis van de voorzieningenrechter en daarna in cassatie in de hoop dat de Hoge Raad oordeelt dat de (stille) maatschap géén afgescheiden vermogen heeft.
Maar ook als de Hoge Raad dat oordeel velt, heeft de crediteur van Jos het nakijken. Het geld is ‘veilig’ in Hong Kong en ga het daar maar halen.
Vragen over de stille maatschap? Neem contact op met Frederik Barthel.
Bekijk hier een voorbeeld van een maatschapsovereenkomst. U kunt er geen rechten aan ontlenen. Voor gebruik van het voorbeeld is het raadzaam om advies in te winnen.