Door :
30 december 2022
De rechtbank Den Haag heeft een uitspraak [1] gedaan in een zaak tussen acht horecaondernemers voor wie als lasthebber optrad het Koninklijke Verbond van Ondernemers in het Horeca en Aanverwante Bedrijf (hierna: “Horeca Nederland”) tegen de Staat.
De horecaondernemers stapten samen naar de rechter voor compensatie van de schade die zij hadden geleden als gevolg van de verplichte sluitingen en beperkende maatregelen vanwege Covid-19.
Algemeen bekend is dat de horeca de afgelopen jaren hard is getroffen door Covid-19 en de door de overheid opgelegde maatregelen. Door de verplichte sluitingen en de andere maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid heeft de horeca zware financiële klappen gekregen.
Vanaf medio maart 2020 heeft de Staat steunmaatregelen beschikbaar gesteld om de getroffen ondernemers tegemoet te komen. Ook aan ondernemers in de horeca is financiële steun verleend in de vorm van subsidies en tegemoetkomingen en is liquiditeitssteun verstrekt in de vorm van fiscale maatregelen en leningen.
Voor een deel van de horecaondernemers kwam de steun te laat of was de steun niet voldoende om de oplopende kosten te dekken. Het gevolg is dat een deel van de horecaondernemers met grote schulden kampen.
Horeca Nederland stapte namens de acht horecaondernemers naar de rechter. Zij stelde zich op het standpunt dat de coronamaatregelen die ten bate van de gehele maatschappij zijn opgelegd de acht horecaondernemers onevenredig zwaar zouden hebben geraakt. De ontvangen compensatie van de Staat in de vorm van steunmaatregelen zou niet voldoende zijn geweest om het geleden nadeel te compenseren.
Horeca Nederland voerde ook nog aan dat in het licht van de gebrekkige feitelijke en wetenschappelijke onderbouwing die ten grondslag lag aan de maatregelen en het ontbreken van deugdelijk onderzoek naar de effectiviteit ervan, de Staat onrechtmatig handelde richting de acht horecaondernemers.
De Staat zou op grond van het égalitébeginsel verplicht zijn de ontstane schade te vergoeden, aldus Horeca Nederland.
Het kan voorkomen dat overheidshandelen of besluitvorming rechtmatig is maar wel schade veroorzaakt. In beginsel geldt in Nederland dat ieder zijn eigen schade draagt, en dus ook degene die schade leidt door rechtmatige overheidsbesluiten.
Maar in bepaalde gevallen moet die schade wel worden vergoed. Een dergelijk geval doet zich voor wanneer binnen een getroffen groep één of meer personen vergeleken met de rest onevenredig zwaar zijn getroffen. Het égalitébeginsel verplicht de overheid om die schade te compenseren.
Voor een geslaagd beroep op het égalitébeginsel moet sprake zijn van een abnormale en speciale last. Dit zijn twee verschillende criteria waar de rechter aan moet toetsen.
Voor de abnormale last toetst de rechter of sprake is van een nadeel dat wel of niet valt binnen het ondernemersrisico of het maatschappelijk risico. Met andere woorden had een ondernemer rekening moeten houden met de corona maatregelen?
De rechter vond in dit geval dat de horecasector weliswaar altijd rekening moet houden met de volksgezondheid en de gevolgen daarvan op de bedrijfsvoering, maar dat de pandemie van zodanige aard en omvang was dat de ondernemers daar geen rekening mee konden houden. De rechter concludeerde dus dat sprake was van een abnormale last.
Bij een speciale last toetst de rechter of de getroffen burger of in dit geval groep horecaondernemers zwaarder wordt getroffen dan anderen in een vergelijkbare positie (een zogenoemde referentiegroep). Hiervan was volgens de rechter bij de acht horecaondernemers geen sprake.
De rechter overwoog onder meer dat de horecasector weliswaar hard is getroffen door de pandemie maar dat Horeca Nederland onvoldoende had aangevoerd waarom de acht horecaondernemers in vergelijking met andere horecaondernemers onevenredig waren benadeeld.
Daar komt bij dat de rechter bij de toetsing van algemeen verbindende voorschriften, zoals de corona steunmaatregelen, terughoudend moet toetsen om te voorkomen dat hij op de stoel van de wetgever gaat zitten.
Kortom geen nadeelcompensatie voor de acht horecaondernemers.
Het valt goed te begrijpen dat menig horecaondernemer zijn hoop had gevestigd op deze uitspraak. Vooral omdat veel ondernemers de toename in energie- en gasprijzen in de portemonnee voelen en nog kampen met gedurende de pandemie opgebouwde schulden of uitgestelde (terug)betalingsverplichtingen van leningen.
Maar ook voor deze ondernemers zijn er middelen om het hoofd boven water te houden. Los van bezuinigingsmethoden die uw energie- en gaskosten drukken kunt u ook in overleg gaan met de verhuurder om te kijken of een (tijdelijke) huurprijs vermindering mogelijk is.
En vergeet u ook niet dat de herstructurering van uw schulden uitkomst kan bieden. Dit kan door een onderhands akkoord aan uw schuldeisers aan te bieden, in de vorm van een WHOA.
Wilt u weten wat de mogelijkheden voor u zijn? Of heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen? Neem dan contact op met Mirjam den Haan of bekijk onze sectie Hotels & Hospitality.